Vertrouwen is een heel fragiel gebied voor kinderen die handelingsverlegen zijn als ze voelen dat hen onrecht wordt aangedaan of zich onbegrepen voelen. Liegen, de waarheid verdraaien en beschuldigingen verzinnen als spijtbetuiging. Wie herkent dit niet bij kinderen die zich niet begrepen voelen? Een prachtig voorbeeld is Álmos, omdat zijn problemen een omslagpunt waren in onze relatie.
Álmos is zo’n jongetje dat ik moeilijk kon bereiken. Toch was er al een paar jaar contact, omdat zijn broer in mijn klas zat. Elke dag stond hij bij mij om een mop te vertellen. Na twee jaar moppen, raadsels en grappen uitwisselen kwam hij uiteindelijk in mijn klas. Hij leerde zelf persoonlijk contact te maken door elke dag een hand te geven. Als hij een hand geeft, weet hij dat de meneer of juf hem binnen heeft zien komen. Bij mij resulteert dat vaak in een lach na een heerlijke mop.
“Grapjes en woordspelingen zijn een rode draad in mijn schooldag. Het helpt mij om met humor kinderen te begrijpen en een fijn contact op te bouwen.”
Toch is dat niet altijd voldoende omdat in zijn kleine leventje er soms spannende dingen gebeuren. Ik kwam daar achter, nadat een klasgenootje van hem een kapotte naald kwam brengen. Hij vond een stuk bij de tafel van Álmos. Andere kinderen wisten te vertellen dat hij meer naalden had. Ik had naalden geleend om een opdracht van handvaardigheid af te maken en de naalden waren uit het doosje verdwenen. Ik wilde Álmos daar graag mee confronteren, maar moest goed afwegen hoe dat te doen. Eigenlijk wilde ik het klassikaal bespreken in verband met zijn gevaarlijke verzameling, maar ‘vertrouwen’ is bij hem een rode draad die erg breekbaar is. Toen ik hem ernaar vroeg, zei hij dat hij ze gevonden had op het schoolplein. Ik vertelde Álmos dat ik het gek vond dat de naalden schoon waren, terwijl het buiten nat was met bladeren en zand. Daarna bekende hij dat hij ze had meegenomen.
Breekbaar vertrouwen
Twee weken later was vertrouwen opnieuw het thema. In de klas vertoonde hij gedrag waarvan kinderen niet gediend waren en sloot hij zichzelf onbewust buiten. Kinderen gaven aan dat hij hen van dingen beschuldigde die niet waar zijn. Voor mij was dat een moment om weer het gesprek aan te gaan. “Álmos, ik weet dat als jij kinderen ergens van beschuldigt, er iets in je hoofd is waar je mee zit.” Door dit zo te benoemen, voelt hij dat ik hem probeer te begrijpen en keur ik niet meteen zijn gedrag af. Hierna vertelde hij me meteen de waarheid en waar hij mee zat.
De kinderen in de klas weten dat Álmos dit vaker doet. Zijn guitige uitstraling en genot van humor, grappige situatie en levenslust, vaak ook binnen zijn eigen wereldje, hebben gewoon een plek in de klas. Álmos zit in een klas met sociale kinderen en kleine mensjes met veerkracht die hem vaak ook helpen zijn gedrag te corrigeren. Binnen het samenwerken met kinderen lukt dat vaak vanzelf. Een enkele keer komt een leerling naar mij toe om Álmos via mij weer het goede spoor te laten bewandelen.
Waar we veelal afkeuren op gedrag, is de ware oorzaak leidend in het opbouwen van een relatie met het kind, de ontwikkeling van kinderen en het elkaar leren begrijpen. De gesprekjes die ik heb met Álmos en andere kinderen, doen mij keer op keer beseffen dat je voor kinderen een baken in hun prille leven bent.
“Voor mij zijn deze momenten goud waard en geniet ik van de gesprekjes met hem en de andere kinderen, omdat dit mij helpt hen écht te zien.”
In dit praktijkvoorbeeld zijn fictieve namen gekozen.